Noorwegen,Jotunheimen. Jul 2004
Zes uur in een bus die je vanuit Oslo door langzaam veranderend landschap heen rijdt, brengt je al behoorlijk in de stemming. De dorpjes worden kleiner, de bergen hoger, de wegen worden smaller en zijn nergens meer recht. De eerste restjes sneeuw laten zich zien. In de verte steekt een eland de weg over. Dan, aan de rand van het 'huis van de reuzen', gaat de bus niet verder en wordt de rugzak op de nog tegenstribbelende rug gehesen.
We lopen een huttentocht in het Noorse Jotunheimen. Alhoewel de Noren blijkbaar andere rekenregels hanteren, zijn het voor ons dagen met 7 tot 10 wandeluren per dag in een gebied dat zo puur en zo afwisselend is dat ik een aantal maal per dag een kippenvelmoment beleef. En dat is niet van de kou. Al het stromende water dat je hier tegenkomt (en dat is nogal wat!) is hier drinkwater. En dat smaakt.
In een dag tijd verlaten we langzaam een groot meer ingeklemd tussen bergen en moeten we gestaag klimmen. Het berkenbos wordt steeds dunner en de bomen kunnen het zichtbaar niet meer winnen van de hoogte. Laag struikgewas en veel mosvegetatie blijft over. Terwijl achter ons het panorama over het meer in de diepte steeds een andere vorm aanneemt blijken vóór ons de bergen slechts bergjes te zijn waarachter steeds nieuwe reuzen opdoemen; scherp, grillig en met witte tanden. Gek idee dat deze imposante en visueel onneembare barrières slechts minieme rimpelingen in het aardoppervlak zijn. Wanneer we ook het lage struikgewas en mos achter ons laten, lopen we in een kloof en wordt het klauteren over rotsen en stenen en nog meer rotsen die als huidschilfers naar beneden lijken gekomen van de imposante muren aan weerszijden. Gedurende de dagen blijft deze afwisselende dynamiek tussen de minerale- en de plantenwereld zich herhalen.
Echte stilte is er gek genoeg maar weinig te vinden. Het oneindig aantal kleine en grote watervalletjes die zich langs de rotwanden of onzichtbaar onder de steenvelden een weg naar de diepte zoeken, geeft een continu aanzwellend, dan weer afnemend achtergrondgeruis en de mogelijkheid om de veldfles bij te vullen, want we verliezen behoorlijk wat vocht gedurende de tocht. Naarmate we lager komen neemt het gebulder van alle samengevoegde stroompjes vaak toe. De vele dalen die we doorkruisen laten de sporen van het water goed zien. De scherpe V-vorm van de dalen daar waar het water diepe kloven heeft gemaakt in het rotsgesteente en de open schaal-vorm van de dalen waar het ijs doorheen is geschuurd, geeft een indruk van de kracht van het water. Eenvoudigweg door de altijd-maar-doorgaande stroom in de tijd te laten werken. Het geeft een beeld van de krachten die bij de mens gaan werken wanneer hij zijn flegma inzet. Op één van de laatste wandeldagen komen we, op een punt dat alleen bereikbaar is via een forse voettocht, de grootste natuurlijke vrije waterval van Noord-Europa tegen. De rivier stort zich over de klif om pas 275 meter lager de bodem te raken. Dit beeld laat zich moeilijk beschrijven. De dynamiek van water in een vrije val doet denken aan een prachtige trouwjurk die altijd in beweging is. 'Stukken' water ontsnappen aan alle kanten uit de hoofdstroom, halen die speels in, om er dan weer in op te worden genomen. Wanneer je er lang naar kijkt, krijg je zelf het gevoel in de stroom te worden opgenomen. De regenboog die door zon en waterdamp ontstaat, is de kroon boven de jurk. Bifrost, de regenboogbrug uit de Noorse mythologie die hemel en aarde met elkaar verbindt, is hier opeens binnen handbereik!
kwetsbaarheid
Op sommige dagen beginnen we de dag letterlijk in de wolken. De omslag van het weer vindt vaak zo snel plaats en zo vaak op één dag dat je het idee krijgt in een soort speeltuin van de weergoden rond te lopen. Op momenten dat de rotsen glad zijn van de regen (en ijs! boven de 2000 meter vriest het nog), op de overgang van sneeuw naar rots, ervaar je hoe kwetsbaar je hier bent. Uitglijden op de steile stukken lijkt geen goed idee. Veel regen valt er echter niet, en alleen maar zonnige dagen zouden echt een gemis zijn in de natuurbeleving. Koud hebben we het nooit wanneer we lopen. Het begrip frisse lucht krijgt een totaal andere dimensie. Net als het water is het zo helder en verfrissend. Combineer dit met de heerlijke geur van de struikbegroeiing tussen boomgrens en rotsgrens en het is heel duidelijk waarom vroeger berglucht als doktersrecept werd voorgeschreven om te herstellen van aandoeningen.
Tja, het element vuur heeft zich op onze tocht niet echt laten zien.
De kleurenpracht van een zonsop- en ondergang op grote hoogte heeft
zich verscholen in de dichte wolken. Voor de herfstkleuren zijn we in
juli echt te vroeg en voor de midzomernachtzon zaten we niet noordelijk
genoeg. Dat is erg fijn, want daar ligt dan zonder meer de reden om die
nog een keer te gaan opzoeken!
Een verrassende gewaarwording is het sociale gebeuren in de hutten waar
we overnachten. Hier treffen we alleen wandelaars aan, aangezien de
hutten één of meerdere dagmarsen verwijderd zijn van elke weg, huis of
andere cultuuruiting. Het lijkt wel alsof de omgeving mensen aanzet tot
contact. Iedereen vergeet zijn vermoeidheid van die dag en is open en
toegankelijk. We willen allemaal ervaringen uitwisselen en zeker ook de
ervaringen van anderen horen. Taalbarrières lijken er niet te zijn
evenmin als leeftijdskloven en 's ochtends voelt het toch even jammer
dat iedereen weer een andere kant opgaat.
Noorwegen is een land waar de natuur vanzelfsprekend is. Het op de
natuur veroveren van ruimte voor cultuur is geen eenvoudige zaak.
Eenmaal buiten Oslo zijn de schaarse 'snelwegen' 80 km wegen die zich
met grote creativiteit door het landschap kronkelen of door een berg
boren. In dat licht is het bewonderingswaardig dat de Noren toch het
belang van hun grootse natuur inzien en grote gebieden tot nationaal
park hebben bestempeld.
De Noorse mentaliteit laat zien dat een ieder dit ook echt respecteert.
De berghutten die er zijn, vallen van afstand niet op en zijn
geïntegreerd in het landschap. Ze worden veelal één keer per
jaar (door de lucht) van nieuwe voorraden voorzien en al het afval
wordt dan opgehaald. Overal, ook rondom de hutten voel je het menselijk
respect voor de natuur. Er wordt alles aan gedaan om zo min mogelijk
menselijke invloed uit te oefenen op de omgeving. De enige
onvermijdelijke cultuursporen zijn de paden die zichtbaar zijn geworden
op de stukken waar de ondergrond zacht is.
Naarmate we dichter bij ons eindpunt komen, ontdekken we toch nog een kleine dissonant. De zure regen, veroorzaakt door een in 1910 geopende aluminiumfabriek aan de rand van het utladalen, heeft tot diep in de Jotunheimen zijn sporen achtergelaten in de vorm van dode dennebomen. Reeds lang geleden heeft men deze uitstoot gestopt maar deze sporen zullen voorlopig nog zichtbaar blijven. Zo onkwetsbaar als deze imposante natuur lijkt, blijkt zij toch niet te zijn. De Noren lijken zich daar zeer bewust van te zijn en brengen dat bewustzijn op natuurlijke wijze over op de toerist van buiten. Dit respect voor de natuur vormt de basishouding voor het beleven van de grootsheid ervan.